Toen in 1950 de eerste haartransplantatie werd geïntroduceerd was het nog een gecompliceerde procedure
welke vaak resulteerde in onnatuurlijke, plukkerige resultaten. Gelukkig is gedurende de jaren daar verandering
in gekomen. Door verbeterde instrumenten en nieuwere technieken zijn de specialisten op dit gebied in staat om
zeer natuurlijke resultaten te behalen.
Hoe gaat zo'n transplantatie in zijn werk?
Het is genetisch bepaald welke haren beïnvloedbaar zijn voor het hormoon derivaat (dihydrotestosterone (DHT)).
Ook al is de kaalheid al behoorlijk ver gevorderd, er blijft altijd een hoefijzervormige rand van haar aanwezig wat
niet beïnvloedbaar is voor dat hormoon.
Dit is het 'donorgebied'. Uit deze rand van haar wordt een reepje huid met
haarzakjes weggenomen.
Deze wordt opgedeeld in stukjes die gemiddeld 3 tot 4 haren bevatten. Deze noemen we mini-grafts.
Ook worden er stukjes gemaakt die slechts 1 a 2 haren bevatten. Deze heten
micro-grafts. Micro-grafts worden gebruikt om een zeer natuurlijke voorste
haargrens te krijgen. Deze grafts worden vervolgens verplaatst naar de kale plek, het 'receptorgebied'.
Op de plaats in het donorgebied waar het stukje huid is weggehaald,
blijft natuurlijk een litteken achter. Maar omdat het op een speciale
manier wordt gehecht, is dit meestal niet meer dan een klein streepje.
Bovendien camoufleert het haar dat boven het litteken groeit deze
plek. Op de wondjes die gemaakt worden voor de grafts ontstaan korstjes
die binnen een dag of tien vanzelf loslaten. Daar blijven dan ook
geen littekens achter.
Er kan maar een beperkt aantal haren in één keer worden
getransplanteerd. In de meeste gevallen wordt het percentage haren
dat blijft zitten en doorgroeit kleiner, als er te veel haren dichtbij
elkaar zijn geplaatst. Daarom is het vaak nodig om meerdere behandelingen
te ondergaan. Hoeveel dat er zijn, verschilt van persoon tot persoon.
Het hangt bv. af van de grootte van het te behandelen gebied
en de eigenschappen van het haar. Maar natuurlijk speelt ook mee
hoe dicht men zelf wilt dat uw haar wordt. Daarnaast zullen de kosten
van invloed zijn op het behandelplan.
De haren die getransplanteerd zijn, vallen na 2 tot 8 weken
uit. Soms zitten de haren vast aan het korstje. Bij uitzondering valt een getransplanteerde haar niet
uit, maar blijft groeien. Meestal groeit er gedurende 10 tot 14 weken na de ingreep geen nieuw
haar; in deze periode herstelt het haarzakje zich zodat de nieuwe haar kan gaan groeien.
Ongeveer 4 tot 6 maanden na de ingreep is het nieuw haar zichtbaar aan het
oppervlak. De haren groeien net zo snel als op de oude plaats in het donorgebied. Het haar blijft in
principe levenslang groeien.
De levenslange groei van de follikels verklaart het succes van een haartransplantatie.
In feite wordt het beschikbare haar gewoon anders verdeeld.
Het kale gebied krijgt een redelijke bedekking, zodat de kaalheid niet meer opvalt.
Deze methode kan gebeuren dmv lasertechniek waarbij een gaatje in de huid wordt gebrand of dmv een speciaal mesje.
|